Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Biologie voor jou / bvj, deel 2Havo/Vwo

6 Ecologie Begrippen

Jaar 2 (havo/vwo)

Begrippen Hoofdstuk 6 Ecologie

ecologie = relaties tussen organismen en hun milieu
biotische factoren = invloeden die afkomstig zijn van de levende natuur
abiotische factoren = invloeden die afkomstig zijn van de levenloze natuur
individu = één organisme
populatie = groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied, die zich onderling voortplanten
levensgemeenschap = populaties van verschillende soorten in een bepaald gebied
biotoop = de abiotische factoren temperatuur, water en bodemgesteldheid
ecosysteem = bepaald gebied waarin biotische en abiotische factoren een eenheid vormen
voedselketen = een reeks soorten, waarbij elke soort voedselbron is voor de volgende soort
voedselweb = het geheel van voedselrelaties in een ecosysteem
prducenten = leveren voedsel voor alle andere organismen
consumenten = eten de stoffen die door planten zijn gemaakt
reducenten = ruimen de dode resten van organismen op
piramide van aantallen = geeft van elke schakel van een voedselketen het aantal individuen weer
piramide van biomassa = geeft van elke schakel van een voedselketen de biomassa weer
optimale omstandigheden = alle biotische en abiotische factoren hebben de gunstige waarden
biologisch evenwicht = een toestand waarin de grootte van elke populatie in een ecosysteem schommelt om een bepaalde waarde
successie = de opeenvolging van planten- en diersoorten in een bepaald gebied, waardoor een ecosysteem geleidelijk in een andere ecosysteem overgaat
pionierecosysteem = het 1e ecosysteem dat op een onbegroeid terrein ontstaat
climaxecosysteem = het eindstadium van de successie
zoolgangers = lopen op de hele voetzool
teengangers = lopen op de tenen
topgangers (hoefgangers) = lopen op de toppen van de tenen
kegelsnavel = bij zangvogels die zaden eten
pincetsnavel = bij zangvogels die insecten eten
haaksnavel = bij roofvogels en uilen
priemsnavel = bij vogels die bodemdiertjes eten
zeefsnavel = bij vogels die kleine plantjes en diertjes uit het water zeven
zonplanten = groeien het beste bij veel licht
schaduwplanten = groeien het beste bij weinig licht
voorjaarsbloeiers = op de bodem van een loofbos bloeien veel schaduwplanten vroeg in het voorjaar doordat de hoeveelheid licht dan het grootst is
de energiestroom in een ecosysteem = in elke schakel van een voedselketen verdwijnt energie uit de voedselketen

Ingezonden op 05-06-2012 - 5100x bekeken.
Laatst bijgewerkt: 06-06-2012.
Waardering 10 (aantal stemmen: 5)

voting system
1
2
3
4
5

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Biologie voor jou / bvj, deel 2Havo/Vwo

6 Ecologie Begrippen