Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Wereldwijs Aardrijkskunde voor VMBO Bovenbouw
› 6 Transport en infrastructuur begrippen.
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Wereldwijs Aardrijkskunde voor VMBO Bovenbouw
6 Transport en infrastructuur begrippen.
Jaar 3 (vmbo-kgt)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
absolute afstand = afstand uitgedrukt in het aantal kilometer bereikbaarheid = gemak waarmee je op een plek kunt komen Betuwelijn = nieuwe goederenspoorlijn van Rotterdam naar Duitsland binnenvaart = scheepvaart die plaatsvindt op rivieren en meren, in tegenstelling tot de zeevaart, en dus kleinere schepen heeft BNP (Bruto Nationaal Product) = het totale inkomen van een land BNP per hoofd = inkomen dat gemiddeld per persoon per jaar in een land wordt verdiend carpoolen = met twee of meer mensen volgens afspraak in een auto naar het werk reizen centrum = ontwikkeld, rijk gebied (zie ook centrum-periferie) centrum-periferie = geheel van relaties dat samenhangt met de tegenstelling tussen een meer ontwikkeld rijk gebied (centrum) en een achtergebleven minder ontwikkeld arm gebied (periferie) container = grote stalen laadkist met een vaste maat containeroverslag = het overladen van grote stalen laadkisten (containers) van het ene transportmiddel op het andere directe werkgelegenheid = werk dat rechtstreeks te maken heeft met het eindproduct of de dienst van het bedrijf. Voorbeeld: de tractorchauffeur die op Shiphol zorgt dat vliegtuigen van en naar een hanger gebracht worden distributiefunctie = een gebied of plaats houdt zich bezig met de verdeling van goederen over een gebied distripark = groot distributiecentrum in de buurt van de grote containerterminals, dat zorgt voor de aan- en doorvoer van goederen duwvaart = een aantal aan elkaar gekoppelde bakken wordt door één enkele duwboot voortgeduwd. Het aantal bakken kan verschillend zijn, bijvoorbeeld 1, 2, 3, 4 of 6 export/uitvoer = alle goederen of diensten die vanuit het eigen gebied/land naar andere gebieden gaan goederendoorvoer = de aangevoerde goederenstroom wordt met andere vervoermiddelen verder vervoerd goederenstroom = stromen van goederen van plaats A naar B grondstoffen = materialen die gebruikt worden voor het maken van andere stoffen grondstoffenleverancier = rol die ontwikkelingslanden hebben in de wereldhandel: het leveren van grondstoffen aan de rijke landen halffabricaten = een bewerkt product dat door een ander bedrijf als grondstof gebruikt wordt hoofdverbindingen = de belangrijkste aan- en afvoerwegen tussen economisch belangrijke gebieden HSL = hogesnelheidslijn: een nieuwe spoorlijn voor snel personenvervoer Ijzeren Rijn = deels nog afgesloten spoorlijn tussen Antwerpen en het Ruhrgebied die bij Weert over Nederlands grondgebied loopt invoer/import = alle goederen of diensten die binnenkomen van buiten het eigen gebied/land indirecte werkgelegenheid = werk dat niet direct te maken heeft met maken van het eindproduct of dienst van een bedrijf. Voorbeeld: de taxichauffeur die de passagiers naar Shiphol brengt infrastructuur = het hele stelsel van bovengrondse verbindingen (wegen, havens, spoorwegen) en ondergrondse verbindingen (kabels, leidingen) intercontinentaal vervoer = vervoer dat plaatsvindt tussen minimaal twee verschillende continenten intermodaal vervoer (of multimodaal vervoer) = het wisselen van vervoermiddel (modaliteit) internationalisering = een proces van schaalvergroting waarbij bedrijven gaan samenwerken en/of uitbreiden buiten de eigen landgrenzen internationaal vervoer = vervoer tussen verschillende landen kijkfiles = files die ontstaan door het kijken naar bijzondere gebeurtenissen, bijvoorbeeld een ongeluk, op de andere rijbaan kolonie = een overzees gebied dat in bezit is genomen (door Europese landen) voor politiek en/of economisch voordeel locatie voordelen (of vestigingsplaatsvoordelen) = voordelen die voor een bedrijf voortsvloeien uit de paats van vestiging logistiek = zorg voor een efficiënte goederenstroom, van producent tot consument, met inbegrip van de erbij behorende informatie- en geldstromen mainport = knooppunt in een wereldwijd transport netwerk waar zowel verzameling, overslag als distrubutie van goederenstromen plaatsvinden en waar verschillende vormen van transport bijeenkomen massagoederen (of bulkgoederen) = goederen die onverpakt in scheepsruimen, treinwagons of vrachtwagens worden getransporteerd zoals olie, graan, zand, steenkool en ijzeren mobiliteit = gemak waarmee iemand zich verplaatst overslaghaven = haven waar het overladen van goederen van het ene transportmiddel op het andere (bijvoorbeeld van zeeschip op binnenschip of van treinwagon op openbaar vervoer verder te reizen Park&Ride (P&R) = grote parkeerterreinen waar reizigers hun auto kunnen parkeren om met openbaar vervoer verder te reizen periferie = een achtergebleven minder ontwikkeld arm gebied (zie ook: centrum-periferie) petrochemie = tak van industrie waar de grondstoffen voor chemische producenten uit aardolie worden gehaald rekeningrijden = een elektronische vorm van tolheffing. Wie tijdens de spits passeert, moet daarvoor extra betalen
Ingezonden op 04-03-2012 - 3340x bekeken.
Waardering 9.4 (aantal stemmen: 3)
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!